The road to Kathmandu (isn't paved, sometimes...)

28 maart 2017 - Kathmandu, Nepal

Gelukzalig zijn de armen van geest, maar is dat wel zo?

Daar moest ik aan denken toen ik door een schoolmeester in Phakhel uitgelegd kreeg waarom ik, vooral in het binnenland van Nepal, bijna steevast wordt uitgelachen wanneer men mij met de Parcycle waarneemt. De (vooral) voorspelbare en dus slechte, grappen worden afgewisseld met luide schaterlachsalvo’s. Het heeft te maken met de ongeletterdheid en dus scholing, van veel Nepalezen. Ze moeten leren Nepalezen-en schrijven, is de slechte grap op mijn beurt die toch verder niemand begrijpt. Vooral de laatste dagen begon ik me eraan te storen, en na de zoveelste “hey, icecream”, had ik het er wel mee gehad. Maar goed, het onderliggende probleem is ernstiger dan mijn zoveelste ergernis, en overkomelijker dan de eerder vermelde keelschraperij. Daar ga ik u verder niet meer mee vermoeien.

Laat ik dit verhaaltje maar eens beginnen waar ik het laatste geschreven heb, in Sita Palace Hotel, door mij wat te vlug als een ‘really nice hotel’ aangemerkt. Toch weer een accuzuurhoudend betoog met de nodige hilarische verwikkelingen? Nou ja, oordeelt u zelf maar, en reageer gerust!

De afstand van Dhalkebar naar Hetauda zou ik in twee etappes doen, dus waar ik halt zou houden maakte me niet zo gek veel uit, en mijn protesterende ingewanden maakten mij duidelijk dat na drie uurtjes fietsen de remmen bij het eerst aantrekkelijk lijkende hotel dichtgeknepen zouden worden. En ik zou twee nachten blijven, want de schrijverij schreef zich ook niet vanzelf. Vanaf de buitenkant glom Sita Palace mij tegemoet en zat het opvallend strak in de verf.  Het ademde een chique sfeer die mijn verblijf in de stal van Dhalkebar wel zou kunnen doen vergeten. Receptie en aanpalend restaurant, keurig. Niets op aan te merken. Een innemende gastheer die zich gedienstig opstelde en zich hoorbaar uitputte in verdienstelijk Engels. Ik nam een kamer voor 1000 Nepalese Roepies, nog net geen negen euro. Koud bier en een schaaltje pinda’s dat ontkomen was aan de terreur van de pepermolen. Boeddha zij geprezen.

Ik informeerde bij de hoteleigenaar naar de te volgen route vanaf Hetauda naar Kathmandu. Dat had ik beter niet kunnen doen. Kennelijk was de hotelier, door zijn ingestudeerde regeltjes Engels heen, en zette hij de conversatie voort in Engels klinkende klanken waar ik geen touw aan kon vastknopen. In zijn nadeel; hij zag eruit als zo’n morsig typetje dat Michiel Romeyn van Jiskefet altijd zo overtuigend weet te spelen. Het haar, het gezicht, het stevige postuur en zijn manier van doen. Alleen donker geschminkt, maar verder; Romeyn die er verschrikkelijk op los zat te schmieren. Hij had lange nagels aan zijn vingers, en een behoorlijk nichterige air over zijn hele optreden. Ik probeerde het gesprek kort te sluiten door op goed geluk, en op besliste toon ‘Yes!’, ‘Oh great!’, of ‘Oh good!’ te roepen. In; “Thank you, you’re very kind!”, hoorde hij een aansporing om zijn onsamenhangend gezwatel voort te zetten. Ik begon me weer eens te ergeren, en redelijk zichtbaar. Hij verontschuldigde zich door iets te mompelen over zijn dappere poging mij in het Engels te woord te staan. “And you make an excellent attempt!”, was nog het grootste compliment dat ik uit mijn mond kon toveren. Romeyn droop af. Overigens doet het Nepalees mij ook sterk denken aan zo’n verzintaal die alleen maar door een komiek van het kaliber Michiel Romeyn gestalte gegeven kan worden…

Het eten wat uit de keuken van Sita Palace kwam was ronduit erbarmelijk te noemen. En wat ik ook verwachtingsvol op de kaart aanwees, men kon het niet leveren. Maag en darmen schreeuwden om rust, dus wat ik bestelde vergezelde ik met het uitdrukkelijke verzoek: “No spicey stuff!” Romeyn had mij bij zijn introductie verteld, als deel van zijn ingestudeerde speech, dat hij 14 jaar als chef in Singapore had gewerkt. Die mededeling had mij enorm hoopvol gestemd. Die hoop verdween gestadig verder uit het zicht met ieder bord voedsel dat uit de keuken kwam. Alwaar een jonge knaap het voor elkaar kreeg mij een bordje noodles ongekookt voor te zetten. Beleefd vroeg ik of dit de bedoeling was en ik begon me af te vragen wat voor een chef die Romeyn in Singapore geweest moest zijn. Van een dierenasiel? En als de kritische toon eenmaal is aangeslagen, dan beginnen er opeens veel meer details aan je op te dringen. Slordige afwerking (kennelijk een haastklus?), geen waterdruk in de badkamer, koude douche (voor zover mogelijk dan) en een Wifi-netwerk dat er regelmatig uitlag… Pffft, ik begon spijt te krijgen van mijn twee nachten toezegging. Schijterij en schrijverij weerhielden me van een voortijdig vertrek.

Sita Palace – Hetauda

Zijn Engels was al bijna even zo goed als zijn inschattingsvermogen waar het afstanden betrof. Romeyn zei dat de rit naar Hetauda een kleine 60 kilometer was. Nou ja goed, hij zat er maar 25 naast. Verder veinsde hij interesse in hoe ik mijn weg zou vervolgen vanuit H. naar KTM. Er zijn daar drie routeopties. Ik probeerde nog een antwoord te formuleren, dat hij zou kunnen begrijpen, maar dat staakte ik halverwege. “I’m gonna go to Hetauda, and take it from there as it comes”, zei ik maar. Ik las in zijn ogen, dat ‘ie geen idee had wat ik zei, maar hij glimlachte beleefd en verdween al schmierend in de coulissen. Hèh hèh, pffft…

De rit was aanvankelijk de monotone voortzetting van de Mehindra Highway zoals ik die al vanaf de grens aan het volgen was. Tot na een kilometer of zestig de route rechtsaf boog en een langzame klim begon. Alle vrachtwagens en bussen moesten kennelijk ook die kant op want door iets anders werd ik bijna niet ingehaald. Ingehaald worden (door een langzaam rijdende vrachtwagen) kan een stressvol moment zijn, maar heeft ook zo zijn voordelen. Nadat ‘ie je heeft ingehaald veegt ‘ie zeker voor de komende 2 à 300 meter de aanstormende hufters naar hun kant van de weg, zodat ze die inhaalactie moeten afbreken die mij eigenlijk altijd in problemen brengt. Hoe breed de weg ook is, er wordt bijna altijd recht op me af gestuurd, wat mij vaak dwingt tot een ongepland bermbezoek. En eigenlijk zijn het altijd die hufters van buschauffeurs, die volgas het begrip ‘Road King’, steevast geschilderd op de bumper, een betekenis mee weten te geven waaraan de toevoeging ‘of the Assholes’ nog maar aan ontbreekt.

De weg begon serieus steiler te worden, en de kwaliteit van het wegdek nam zienderogen af. Het veelal zware verkeer had diepe sporen in het asfalt getrokken. Ik zag mij genoodzaakt het midden van mijn weghelft te kiezen. Hoe steiler het werd, hoe langzamer ik ging. Een bus kon kennelijk te weinig snelheid genereren om mij in te halen, en dus besloot de chauffeur toen maar dat het hem een goed idee leek om zijn ongenoegen via de claxon duidelijk te maken. Geen twee ‘honks’ die zeggen, ‘ik ga je inhalen’, of pas op ‘ik kom er aan’, neen. Dit viel niet anders uit te leggen dan: “Oprotten!” Uit het linkerportier hangend volk schreeuwde van alles en nog wat. Ik stopte en trok de Parcycle op de standaard, en ik keek de chauffeur eens recht in zijn nog jonge gezicht aan. Ik besloot een confrontatie niet langer uit de weg te gaan. Zijn tolk bleef de claxon. Er stapten wat passagiers uit die mij vermoedelijk niet veel vriendelijks toewensten. Dat kon ik nog wel uit hun gedrag en uit de toon van datgene wat mij werd toegevoegd opmaken. Ik maakte het gebaar dat ‘ie zijn stuur moest gebruiken om langs mij heen te gaan. Dat werd niet begrepen. Een impasse was het gevolg, die ikzelf doorbrak door, eenmaal uitgehijgd, mijn weg weer te vervolgen. De bus trok zich ook weer in gang, en toen de weg (en ik) het toeliet, kroop dat ding mij voorbij. Chagrijnige gezichten tegen de vensters gedrukt. “Fuck You!”, voegde ik ze toe. Lijkt mij internationaal wel voldoende bekend om ook in Nepal begrepen te worden. Hoestend verdween het stuk gelegaliseerd veevervoer richting top. En daar vlak onder strandde het vehikel. Stenen achter de wielen, en ik herkende de jonge chauffeur die ter inspectie langs het voertuig liep. Terwijl ik er tergend langzaam links langs reed bracht ik er nog “Having engine trouble, hahaha!”uit. Sommige passagiers herkenden mij ook, de frustratie droop met bakken van de gezichten. Hoogst waarschijnlijk dat ‘ie zijn koppeling had verbrand bij het optrekken onder die steile hoek. Een juichstemming overmeesterde mij. Ik kon daar wel mee leven. Wie wind zaait, zal storm oogsten.

Afdalen naar Hetauda gebeurde in de regen. De stad door, en er bijna weer doorheen tot ik een bord Motel Avocado zag. Een uitstekende keuze. De goedkoopste kamer tot nu toe, en van alle goedkope vertrekken, de beste. Twee bedden, schoon beddengoed, schoon badlaken, ruime badkamer, tv en eigenlijk heel erg schoon voor een niet al te kritische blik. De emmer met warm water weigerde ik beleefd. Een voorziening die ik nu al een paar keer heb meegemaakt, maar die ik alleen maar heb gebruikt om mijn doorgezwete wielerkleding in uit te spoelen. Die koude douches wennen snel, en dat gehannes met zo’n emmer heet water is ook niet alles. En wat er uit de keuken kwam verdient een aparte vermelding, super gewoon. Alles wat er op de kaart stond kon besteld worden, tenzij seizoen afhankelijk, maar dat is niet meer dan logisch. Wat een contrast met Sita Palace. Er werd verstaanbaar Engels gesproken, de kamer en het eten waren goed en alles voor de helft van de prijs. Dat ik niet altijd even gelukkige keuzes maak, vloeit voornamelijk voort uit het feit dat ik niet in de toekomst kan kijken, maar dat blijft natuurlijk wel een beetje jammer…

IMG_20170321_101159

Hetauda – Pahkhel

Na een goed ontbijt en de rekening voldaan te hebben, vervolgde ik mijn route zoals aangegeven op de Garmin. Ik was vergeten dat toen ik de route in Kolkata maakte, ik voor de kortste optie had gekozen. Zo veel was duidelijk toen de weg smaller, langzaam klimmend, na een dorpje veranderde in een serieus steile klim. De eerste twee uren waren zo voortvarend gegaan dat ik om 10:00 dacht dat ik een kleine zes uur later wel in KTM kon zijn. Dat was wat aan de optimistische kant. Na een paar uur lopen, was die hoop goeddeels verdampt. Om 14:00 uur keek ik eens op mijn horloge, ik zou mezelf nog een uur aan deze marteling onderwerpen, en anders de handdoek gooien en teruggaan. Het was zaak om voor 15:00 uur de top in zicht te hebben of er op te staan. En de eerste gelegenheid tot overnachten zou worden aangegrepen. Dit smalle weggetje moet wel op een favorietenlijstje staan van alle ‘four wheel drivers’ van Nepal. Ze scheurden erover heen alsof de tijdscontrole voor Dakar gehaald moest worden. Verlost van bussen en vrachtwagens deden deze chauffeurs meer dan verdienstelijke pogingen om de wijzer op de Hufterschaal ver naar rechts te laten uitslaan. Vaak stond ik stil voor een bocht in afwachting van een rechts door de bocht komende jeep of pick-up-truck. En niet één voorbijganger kwam op de gedachte mij te verlossen uit mijn geploeter.

Hetgeen mij wel was overkomen in Albanië (2011 L-A-L). Vanuit Berat was de weg na een kilometer omgetoverd in een steil geitenpad bestaand uit louter kuilen en scherpe stenen. Ook toen na vier uur zwoegen, het was nauwelijks fietsen te noemen, begon ik mijn situatie eens te overdenken. Er resteerde nog één halfvolle bidon en een aangebroken rol koekjes. Ik had twintig kilometer afgelegd en nog meer dan 90 te gaan voordat dit pad overging in een echte weg die naar de etappeplaats zou leiden. Ik begon het wat somber in te zien. Wat nu? Teruggaan? Dat is altijd mijn laatste optie, en dus eigenlijk geen. Toen ik vanuit mijn gepeins opkeek, keek in het gezicht van een man achter het stuur van four wheel drive Ford gezinsauto. “Hey man, what are you doing here? This is no road for a bicycle.” Duits accent. “I’m just following my route on my navigation man, and you? You seem a bit lost as well.” Afijn, Daniel zo heette de Zwitser, bood aan mij mee te nemen en in no time lag mijn fiets achterin. Vier volle uren verstreken al hobbelend door het binnenland van Albanië. Ik wees Daniel de weg met mijn Garmin, en waardeerde die barmhartige bankmedewerker (What else?) enorm om die daad van medemenselijkheid.

Daar kun je in Nepal lang op wachten. Ja, ze zien je lopen. Want anders scheuren ze je niet toeterend voorbij… Lopen met de Parcycle, ‘a total workout for the body’, ik zie de reclames al voor me. Ongewild dacht ik ook aan de huursoldaat in ‘The Mission’, gespeeld door Robert de Niro. Als boetedoening voor zijn wreedheden sleurt en sleept hij zijn zware wapentuig en harnas achter zich aan tijdens een loodzware tocht door de tropische jungle van Zuid-Amerika.

Maar de top kwam in zicht, en iets over drie uur liep ik een restaurantje binnen. Cola, thee, en een bord pasta (No spicey!) die ik goeddeels meenam in een plastic zakje. Een groepje omstanders maakte zich vrolijk om de Parcycle. Het woord ‘icecream’ viel meer dan eens. Ik raakte er verveeld mee, en reageerde nauwelijks nog op die antihumor. Een korte scherpe afdaling volgde, en daarna de beklimming van een dam, en daarna…was er nog nauwelijks sprake van wegdek. Een verzameling kuilen en gaten, gevuld met scherpe stenen. De kwestie ‘onderdak vinden’, begon ook evident te worden. Het natuurschoon was echter adembenemend. Geen verkeer meer, maar dat hield ook in: zo goed als geen populatie. Vier uur, een inzettende schemer, dodelijk vermoeid en met het vooruitzicht: ‘Dit ga je de komende nacht ook doen’. Hier en daar een plukjes huizen en boerderijen. Ik begon mensen aan te spreken of ze wisten waar ik een grote plaats kon verwachten, en of ik er kon overnachten. Het kunnen schatten van afstanden of überhaupt iets in getallen uitdrukken blijkt voor bijna alle Nepalezen een niet te nemen hindernis. Acht kilometer werd 15, en later bleek 1 kilometer drie te zijn. Maar na een rechtsdraaiende bocht doemde Phakhel verlossend op als was het een Mariaverschijning. Het Guest House was snel gevonden, het was het grootste gebouw van de eenvoudige nederzetting. Een uur later, had ik (koud, en deze keer écht koud) gedoucht, een kamer, een fles bier voor mijn neus, en maakte de vrouw des huizes nog een bordje ‘homemade French fries’ voor me. Het kan verkeren. Een slooptocht van 8 uur had me slechts 43 kilometer dichter bij KTM gebracht, maar de voldoening was groot. ’s Avonds gegeten en wat gedronken met een paar jonge kerels van het dorp. Ze spraken goed Engels, en hier sprak ik de schoolmeester, vermeld aan het begin van dit verhaal. Hij oogde eigenlijk niet zo gezond. Rooddoorlopen ogen en een rode blos op de wangen afstekend bij zijn donkere gezicht dat duidelijke Hinditrekken vertoonde. Het eten werd met veel lucht naar binnen gewerkt, als was het om het te koelen. Niet verwonderlijk gezien het pepergehalte. Soms vermoed ik dat deze mensen het net zo moeilijk met dit gore vreten hebben als ik, alleen hebben ze het opgegeven om er nog tegen in verzet te komen zoals mijn lichaam dat wel blijft doen. Toch, zo’n verblijf in de binnenlanden smaakt naar meer, de mensen zijn vriendelijker, de verkeersdrukte is er niet en de vergezichten zijn soms schitterend. Dat het veel fysiek ongemak met zich meebrengt, dat hoort erbij. Voor niets gaat de zon op…

IMG_20170322_091454

Pahkhel – Kathmandu

En die zon scheen weer volop de volgende dag. Ik at de pasta uit het plastic zakje terwijl ik me aankleedde. Kopje mierzoete thee, zonder melk, en ‘on the road again’. Wat klimwerk, stukken slechte weg, maar opeens; asfalt en veelal; afdalen. Van de 45 kilometer die resteerde tussen Pahkhel en KTM bleef de weg voor de helft onverhard. De eerder gemaakte vergelijking met een rallyparcours drong zich weer op. Kathmandu binnenrijden voelde niet aan als een triomf, en veel tijd voor een juichstemming was er niet. Alles moest weer op scherp om die verkeersidioterie het hoofd te bieden. Na anderhalf uur door de stad kwam ik in de buurt van het DHL servicepoint. Niet wetende waar het precies was, legde ik voor in de middag aan bij een fastfood restaurant om de inwendige mens te ‘verwennen’. Pizza, friet en bier. Geweldig lekker! Wat later werd ik opgepikt door een DHL medewerker voor een korte eerste introductie, en kon de volgende dag het officiële DHL gedeelte van deze reis gestalte krijgen. Een leuk en warm onthaal, speeches, een heuse bloemenkrans met traditionele Nepalese ‘Topi’ en halsdoek. Superleuke mensen die me volgende dag het oude Pakan town lieten zien en me later op de avond uitnodigde voor een diner met (alweer) traditioneel Nepalese zang en dans.

Vooralsnog verblijf ik nog even in Kathmandu totdat duidelijk is, hoe ik mijn reis kan vervolgen. 28-03-2017

Foto’s

14 Reacties

  1. Alexander Faber:
    28 maart 2017
    Mooi verslag overontberingen, verkeershufters en andere koude douche momenten. Kathmandu moet in alle opzichten een onwerkelijke omgeving zijn om dan even te recupereren. Geniet ervan en succes met het vervolg van jouw reis
  2. Auteur:
    28 maart 2017
    Dank je Alexander! Het hotel is prima! Haha, dat gaat geen verhaal opleveren..
  3. Andre Berk:
    28 maart 2017
    Nou Paul, wat een belevenissen en dat schrijven van jou "geweldig".
    Hier kan Adriaan van Dis een puntje aan zuigen, ik geniet ervan.
    Succes met je volgende etappe
  4. Wim Munstege:
    28 maart 2017
    Een prachtig verhaal Paul. Ik heb het met veel bewondering gelezen.
  5. Radboud:
    28 maart 2017
    Alweer een mooi verhaal. Succes!
  6. Auteur:
    28 maart 2017
    Dank Pa, Radboud en André!
  7. Marcel van der Wallen:
    28 maart 2017
    Mooi geschreven en wat en belevenissen. Succes met je tocht verder. Ik blijf je volgen. Goede reis.
  8. Jakob Cijsouw:
    28 maart 2017
    Weer een geweldig verhaal Paul. Als ik dit allemaal zo lees, ga ik zo'n avontuur niet in mijn planning opnemen.
    Maar zo beleven de lezers jouw avontuur toch ook een beetje mee.
    Op naar de volgende etappe. Succes.
  9. Jannie hoflaan:
    30 maart 2017
    Wat een avonturen maak jij allemaal mee, te gek voor jou.Het is als je alles leest het je wel voor je ziet.Nou Paul veel plezier en geluk op je verdere reisavonturen.Gr. Jannie en Nol.
  10. Auteur:
    31 maart 2017
    Dank voor jullie reacties. Een visum voor China/Tibet gaat niet lukken. Hoe we verder gaan is nu nog niet duidelijk.
  11. Andre Berk:
    31 maart 2017
    Dat is even een tegenvaller, kan gebeuren op zo'n wereldreis. Tibet had wel even mooi geweest. Kan de ambassade nog iets voor jou doen? Je zit er zo dichtbij hé, wens je toch maar weer succes. Wordt een alternatief, groetjes Andre
  12. Auteur:
    31 maart 2017
    Een bezoek aan de ambassade is kansloos. Ze gaan me daar vertellen wat ik al weet. Waarschijnlijk gaan we dit reisje vanuit Istanbul voortzetten.
  13. Wim Munstege:
    9 april 2017
    Is je parcycle al in Istanbul
  14. Auteur:
    9 april 2017
    Als het goed is komt 'ie morgen aan en gaat 'ie door de douane.