The elegance of imperfection

15 maart 2017 - Birtamode, Nepal

De elegantie van imperfectie 11-03-2017

Op de foto is de betegeling van de badkamer te zien die bij de kamer zat ik huurde in Murshidabad. Typerend voor India zou ik zeggen. Er is in een oplossing gedacht. Niet zoals het hoort, maar het stukje tegel dat er ogenschijnlijk niet tussen past, lost het probleem van de tekortkoming op. Een gruwel voor een perfectionist. Ik kan wel met zoiets leven, en de volgende morgen ben ik weer weg. Niet mijn probleem. Toch houd ik wel van dergelijke improvisaties. Gaat het niet zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat, zoals een inmiddels dood gekauwd gezegde gaat. Mijn vorig stuk ging over eerste impressies, en hoe die je kunnen beïnvloeden, je beoordeling kleuren. Wat ik tot dusver van dit land heb gezien is eigenlijk niet erg vleiend. India komt hard, ruw, lawaaierig, soms middeleeuws, vuil en vooral verkeersonveilig bij mij binnen. Een weekje over de Indiase wegen kan ervoor zorgen dat je je hotelkamertje nooit meer uit wilt. Maar ik moet door. Ik kan over twee dagen in Siliguri zijn, waarvandaan ik de grens met Nepal overga. Dus nog een dag of drie de vingers gekruist houden, en het Opperwezen om een voorspoedige doorgang te vragen. Ik vraag niet veel.

Vandaag was een relatieve makkelijke dag. De route die ik volg gaat grotendeels over de NH 34, of de NH 12 (zoals de Garmin hem blijft betitelen). Sinds een paar dagen zijn er hele stukken vierbaans tolweg van die weg. En ik moet zeggen, hoewel het een indruk afgeeft dat je op een snelweg aan het fietsen bent, dat het een enorme rust geeft. Er gebeurt nog steeds wel het (vooral in Nederland!) ondenkbare, zoals spookrijders, hoestbuien op drie wielen die meer rook uitblazen dan een steenkolencentrale en hufters van buschauffeurs (wie anders?) die het op je leven lijken te hebben voorzien, maar het is een oase van rust vergeleken bij de tweebaansversie die ik ook zo nu en dan moet doen. Mijn route voert weleens het binnenland in en volgt dan een parallelle weg aan de NH 34, maar dat kan soms net zo ‘stresserend’ zijn als die NH 34. En ik weet inmiddels ook dat die NH 34 vaak weer verbreedt in die oase van de vierbaans rust. En ik ben wel gemotiveerd om dit gekkenhuis zo snel als mogelijk achter me te laten. Ja, ik kom wel degelijk aardige en leuke mensen tegen, die een bijzondere nieuwsgierigheid naar mij en de Parcycle aan de dag leggen, maar dat verkeer kan ik missen als die verdomde pepers die ze overal indouwen in alles wat voor de mond bestemd is. Een koekje bij de koffie ontkomt tijdens de bereiding niet aan die vermaledijde pepermolen. Wanneer je niet smelt door de zon, sta je van binnen wel in lichterlaaie…

De etappe naar Krishnagar

In het donker geëindigd. Hotel ‘Haveli’ was een gelukkige toevalstreffer. Niet te duur, goede service en niet te opdringerig personeel dat mij niet van alles wilde aansmeren. Want ja, dat overkomt je vaker dan je lief is. Diensten waar je niet om gevraagd hebt worden verleent, en wanneer je niet sterk in je schoenen staat betaal je daar dus voor. Het zijn nooit grote bedragen, maar kunnen toch voor een rekening zorgen die je wenkbrauwen doen fronsen. Altijd scherp zijn. Naïviteit kost geld, en vertrouwen. Die eerste uren door Kolkata beschouw ik tot nu als de meest stressvolle uit mijn hele fietscarrière. Ik dacht dat de laatste 15 kilometer Athene in (tijdens Leiden-Athene-Leiden 2011) mijn ‘death defying stretch’ was. Ik moest toen, rijdend in een gootje, iedere 20 meter een levensbepalende beslissing nemen; over een put springen, er omheen of mijn remmen en ogen dichtknijpen. De rit door Kolkata gaat daar ruimschoots overheen. Ik heb het al omschreven als een ‘real life videogame’, en dat is het ook. Nooit verslappen, alles zien, overal op reageren en het onvoorziene kunnen voorspellen. Daar komt bij dat de Parcycle zich niet zo makkelijk laat manoeuvreren als een racefiets of een mountainbike. Vooruitkijken en defensief rijden is het devies. Je kunt ervoor kiezen om de bakfiets als ‘tank’ in te zetten, en soms lukt dat. Maar er zijn ook chauffeurs (de meeste!) die van geen wijken weten. De weg af, en de berm in, is dan de enige optie.
Ik was zo blij met die kamer in de Haveli, want (ook weer geleerd) wanneer er ergens op een gebouw ‘Hotel’ geschilderd staat, houdt dat niet automatisch in dat ze er kamers verhuren. Het zijn vaak truckstops die een drankje en hooguit een snack serveren. Ik werd een paar keer glazig aangestaard toen ik in dat soort gelegenheden naar een kamer vroeg. ‘Food and lodging’, is waar het vizier op gericht moet zijn, dan is er sprake van het begrip ‘Hotel’ zoals wij dat ook kennen.

Krishnagar-Murshidabad

Vlakke rit, zoals tot en met vandaag en ook tot een heel stuk in Nepal vermoed ik. Soms waan ik me in een Middeleeuws schouwspel, zoals alles eruitziet. De mensen, hoe ze wonen, de infrastructuur, de mate van beschaving (of het ontbreken daarvan), dat alles geeft niet een indruk af dat het de ‘booming economy’ is die vaak wel zo in de media komt. Een paar jaar geleden nog zou het na China de snelst groeiende economie zijn van, in ieder geval, Azië. Daar is in West-Bengaal weinig van te ontdekken. Goed, er worden wegen aangelegd, en ja men is voor het overgrote deel gemotoriseerd, mobiele telefoons galore… Maar waarom ziet alle bebouwing er dan uit alsof het recentelijk een uitslaande brand heeft doorstaan? Waarom komt een gemeenschap wonend aan een rivier op mij over als één langgerekte vuilnisbelt? Mensen lijden ontegenzeggelijk een ongezond en ruw bestaan. Vrouwen ‘doen de was’ in een sterk vervuilde poel. Arbeiders worden vroeg oud. Doodgereden honden worden daar gelaten waar ze aangereden zijn. En dan is er ook nog eens die niet aflatende keelschraperij, gevolgd door de onvermijdelijke fluim die aan het wegdek toevertrouwd wordt. Waarschijnlijk dat deze deugd, net als in Myanmar, verheven is tot Nationaal Cultureel Erfgoed. Zo populair heb ik dergelijk gore smeerpijperij nergens elders aangetroffen. GADVERREDAMME!

De kamer in Murshidabad was niet bijzonder, wel spotgoedkoop. 600 Roepies. Een klein mannetje, kennelijk de ‘Manuel’ van het hotel, begreep onmiddellijk dat ik voornemens was in Murshidabad neer te strijken. “Hey, where you go mister?”, riep hij. “I might stay here”, zei ik. Hij zei gelijk de kamerprijs en maakte ook duidelijk dat “Tomorrow, nine o’clock, you go”. “Fine by me”, besloot ik. Hij zou die vertrekeis nog wel een keer of vijf herhalen, en eigenlijk iedere keer dat ik hem zag. Een meer dan Spartaans steenhard bed. Ongeveer een plank met een deken erop, zoiets. Ik vond het best. Sinds Thailand begon ik al aardig te wennen aan het idee dat de nacht in dit soort landen niet uitgevonden is om uit te rusten, maar om zo kort als mogelijk te liggen en bij het krieken van de dag, de dag vol frisse tegenzin aan te vallen. Eigenlijk is de nacht een voortzetting van de marteling die men overdag gelaten ondergaat. ‘Manuel’, regelde zo’n beetje alles. Hij sprak wat gebroken Engels, en eigenlijk mocht ik ‘m wel, die kleine ritselaar. Twee flessen bier; “No, problem. Money first.” En dat ging zo’n beetje tot aan het ontbijt door. Hij regelde alles. Late lunch, het avondeten, uiteraard ‘genoten’ in de privacy van mijn bescheiden vertrekje, het mierzoete vingerhoedje thee, waar ook nog eens melk in zat (Yuk!) tot en met de wekservice om kwart voor zeven ’s ochtends…
Na het avondeten wilde ik nog een fles bier. Dat ging niet door. Er kwamen wat onduidelijke figuren bij mij op de kamer, één ervan sprak behoorlijk Engels, en maakte me duidelijk dat verdere alcohol nuttiging uit den boze was. Het sterk Islamitische karakter van dit etablissement zorgde ervoor dat de tap toe was. Wel vreemd. Toen ik daar om drie uur ‘s middags de remmen dichtkneep, en niet veel later op de eerste verdieping in mijn blote fluit door mijn cel paradeerde, riep de eigenaar geposteerd vanaf een stoel op straat, welk merk Whiskey of ik wilde. Maar na 17:00 uur had Allah kennelijk de alcoholkraan dichtgedraaid.
De schrandere ‘Manuel’ had er met zijn ‘opgeruimd-staat-netjes’ wekservice wel voor gezorgd dat ik al om half acht op de fiets zat. En boy, stonk hij naar de drank! Hahaha! Bij afscheid gaf ik hem toch nog een “gift”, waar hij heel onbescheiden de avond tevoren zelf om gevraagd had. Ach, hoe dronken kan ‘ie worden van die 130 roepies?

Murshidabad-Malda

Hier zou ik twee nachten blijven. Niet omdat het nou zo’n enorm goed hotel was. Maar ik moest nodig iets aan mijn blog doen, en wilde dat overdag doen. Niet na een rit. Soms is het beter je gedachten te ordenen als je er de tijd voor kunt nemen. Schrijven direct, of zo snel mogelijk, na een inspanning, kan ervoor zorgen dat de adrenaline doorlekt in de tekst. Met vaak het ongewenste resultaat tot gevolg.
‘Royal Park Malda’, ook weer een naam die meer glans deed vermoeden dan het waar kon maken. De receptie ademde in elk geval klasse, en de volledige betimmering in tropisch hardhout zorgde ervoor dat ik meteen besloot twee nachten te blijven. De hotelmanager sprak goed Engels, ook een pré. Ik had cash nodig, en hij beloofde me ’s avonds mee te nemen naar een ATM. De kamer leek aardig, maar het bed was net geen spijkerbed en de loodgieter die de douchekop had geïnstalleerd moet in enorme onmin hebben geleefd met zijn opdrachtgever. Het openen van de douchekraan leverde een vrolijk spuitende fontein boven de douchekop op, waardoor de muur aanzienlijk rijkelijker bevochtigd werd dan mijn lichaam dat het met een dun pisstraaltje moest doen…
Afdrogen. De twee spierwitte badlakens die zo royaal op het spijkerbed waren gedrapeerd hing ik grijs/zwart te drogen op twee plastic tuinstoelen. Alsof er een kolenkachel van binnen mee gereinigd was. Wat mijn huid tijdens zo’n dag langs de weg aan roet en fijnstof verzamelt, dat adem ik dus ook in. De aanvechting die ik ten tijde van Leiden-Athene-Leiden niet kon onderdrukken, het roken van een sigaret bij een espressokoffie en een ‘Slimovitsj’, kost me nu nauwelijks moeite om te negeren. De gedachte dat ik mijn longen aan het bekleden ben met dit autoweg goedje, terwijl het toch een ‘gezonde en groene’ onderneming zou moeten zijn weerhoud me ervan aan die verleiding toe te geven. De mondkapjes of doeken die veel mensen in Azië voor hun mond binden blijken opeens geen overbodige luxe te zijn…

Bier dan maar. Dat werd dus ook een weer een probleem. Godallemachtig. Wel vier keer werd er van de receptie naar mijn kamer gebeld. Nee, Kingfisher (mijn favoriete merk hier in India) kon niet gekocht worden, welk merk dan wel? Daar verstond ik geen reet van. “Strong”, verzekerde ik op besliste toon. Niet die aangelengde paardenzeik die al in je glas doodslaat nog voordat je de fles ontkurkt hebt. Net als in Murshidabad moest de verkoop, en dus ook de aankoop, van bier of andere alcoholische versnaperingen in het Islamitische geniep plaatsgrijpen. Laat dan Godsnaam (of Allahsnaam), zeg dan dat je het niet verkoopt. Dat halfslachtige gedoog gedoe levert meer irritatie op dan die paar biertjes kunnen blussen.

Achterop de lichte motorfiets van de hotelmanager. Dan ontdek je dat het constant ingedrukt houden van de claxon onderdeel moet zijn geweest van de rijopleiding of een harde exameneis is. Ik ben zelf motorrijder en wel wat gewend, maar wie een hartkwaal heeft kan zomaar bezwijken aan de stress die zo’n ritje met zich meebrengt. Russische roulette met 5 kogels in de cilinder. Net niet levensmoe, maar veel scheelt het niet. Afijn, de derde ATM keerde welwillend uit. Pfieuw. ’s Avonds kwam de hotelmanager nog een wervend praatje houden over de bezienswaardigheden in de buurt. Ik was ‘an sich’ wel geïnteresseerd, maar de duur (7 à 8 uur) en de kosten 2500 Roepies voor alleen al de busreis deden die belangstelling eigenlijk onmiddellijk weer doven. Ik gaf aan te willen (en te moeten) schrijven en zei er nog over na te denken (dan bedoel ik ‘NEE!’). Ik bespeurde enige teleurstelling, kennelijk zag hij zijn commissie door de neus geboord.

De volgende ochtend presenteerde diezelfde hotelmanager mij tegelijk met het ontbijt een onaangename verrassing. Een biljet van 2000 roepie, vermoedelijk van mij, bleek beschreven met pen. ‘70.000’ stond er op, in dunne lijntjes en duidelijk niet mijn handschrift. Of ik het terug wilde nemen en of ik het bedrag in andere biljetten wilde voldoen. Ook goedemorgen. Het schijnt een of andere bekrompen (ongeschreven) wet te zijn, dat beschreven biljetten hun waarde verliezen en omgewisseld moeten worden bij een bank. Natuurlijk was ik het er niet mee eens, en vermoedde ik weer een ‘con trick’. Ingegeven door die verkapte afwijzing van dat reisje. Hij hield voet bij stuk, en mijn fiets stond in zijn garage, achter zijn slot en grendel. Van binnen kookte ik. “But WIFI is working fine, sir?” “Sometimes”, bromde ik terwijl ik me nijdig omdraaide. Ik was in staat om in te pakken en uit te checken. Zulke praktijken accepteer ik niet, regels of niet. Er is ook zoiets als gastvrijheid. Maar de noodzaak van het blog weerhield me van een emotionele beslissing. De schrijfdag bleek ook een regendag. Rainy day, dream away…

Malda-Raiganj

Korte rit, Hollands vlak, Hollands weer. Een kilometer of 20 buiten Malda langs die NH 34 bevindt zich de Adina mosk. Daar was ik achter gekomen dankzij de ‘toeristische tips’ van Google. Bleek dus dat ik helemaal niet zo’n duur tripje nodig had van die hotelsjoemelaar. Zou het niet te veel van de weg af zijn, dan zou ik er even een kijkje nemen. En zo geschiedde. Die oude steenhoop ligt praktisch aan de weg, dus er was geen ontkomen aan. Een oase van rust, en indrukwekkend zeker. De oudste moskee, of de overblijfselen er van, van India. Een Hindoe liep met me mee als een soort van gids. Een roestig bord verbood het maken van foto’s en video’s. Yeah right. U heeft de beelden gezien. Ik gaf ‘de gids’ 100 roepies, eigenlijk om aan een bedelend oud vrouwtje te geven. Die stak hij in zijn zak. Kut. De 30 roepies die ik de vrouw zelf gaf zal hij dat arme mens ook nog wel uit handen gegrist hebben, vrees ik. Daarna door de regen, die mij trakteerde op twee lekke banden, gelijkelijk verdeeld over beide wielen. Waar je ook stopt in India, al is het ‘in the middle of fucking nowhere’, binnen een minuut staat er een jongetje naast je. Twee minuten later kun je een politieke redevoering gaan afsteken, zoveel publiek heb je. Vooral het mannelijk geslacht is belangstellend van aard. De vrouwen van India, de Sirenen van de Kama Sutra heb ik nog niet mogen ontmoeten. Of ze kijken stuurs, of de blik staat op ‘dat interesseert me werkelijk geen reet’, geen vrolijk stemmende verschijningen. Ze moeten het moeilijk hebben. Heel soms maken die blikken plaats voor lichte verbazing als ik voorbij kom, gevolgd door een milde glimlach.
Vroeg in de middag stopte ik bij Hotel Imperial, een erg goedkoop, leuk hotelletje. Goed de kamer is een opgevoerde bezemkast, hij kostte me maar 300 roepie. Maar alles was er, douche-toilet, tv, spijkerbed en een propeller aan het plafond. Niet eens zo heel erg smerig ook nog eens. De jongens die er de service verleenden waren aardig en niet op uit op iedere dollar in je zak. Na het eten sprak ik nog een bankmedewerker die daar kennelijk bevriend is. Hij legde een en ander uit m.b.t. het beschreven biljet. De hotelfamilie en de bankmedewerker hadden elkaar overduidelijk met gekleurd poeder bekogeld. Het was het begin van ‘Holy Holy’, het Indiase oogstfeest. Fijn dat die bankmedewerker zo goed Engels sprak. Veel Indiase mensen, ik geloof dat je ‘Indianen’ echt niet meer kunt zeggen, spreken alleen Hindi en maar zelden wat Engels. Wel jammer, ik word zo vaak aangesproken langs de weg. Lekker aan dit stuk kunnen schrijven.

Raiganj-Islampur

Na het ontbijt, meteen flink wat uren gemaakt op de Parcycle. Ik kan me geen echte stop herinneren. Paar keer een cola gekocht. Dat kost soms ook al de nodige overredingskracht, om duidelijk te maken dat je graag een ‘Cola’ zou willen kopen. Blijkt dus ook niet een woord van internationale strekking. En, what’s in a name, de kilometers door Dalkola waren de moeilijkste en over de slechtste weg die ik hier in India heb gereden. Een complete verkeersopstopping, want vierbaans werd een tweebaans rallyparcours, met modder, steenslag, kasseien, gaten zo groot als kraters en 5 miljoen trucks, tuktuks, transportfietsers motoren en auto’s die zich door die flessenhals moesten wurmen. Helaas geen beelden van, het was ‘full on stress and survival’. Na Dalkola rechtsaf en de weg was weer een vierbaans oase. Ik wilde eigenlijk in Kishanganj stoppen, dat was de planning, maar dat was helemaal niks. Dus door naar Islampur. Een ‘Humdrum’ etappe. Lange rechte weg, een bocht zou wel eens leuk zijn. Daar moest ik tot en met de volgende dag op wachten. In Islampur was de tank ook leeg. Niet veel moeite hoeven doen voor een kamer, in een hotel dat uitsluitend voor Indiase mensen bestemd leek. De receptionist deed er een kwartier over om mijn paspoort te bestuderen en de registratie af te ronden. Goed gegeten, ‘chicken curry’. Ook weer belachelijk goedkoop’, die kamer. 300 roepie. Mijn fiets werd ook nog eens de eerste verdieping opgezeuld, voor die dienst in omgekeerde richting zou ik ze de volgende dag met 10 dollar belonen. Dik verdiend. Drie jonge mannen die ik uit een kamer tegenover die van mij zag komen, hadden blijkbaar gedrieën de nacht doorgebracht op een bed nauwelijks groter dan hooguit een ‘twijfelaar’. Een van die knapen hoorde ik op duidelijk verongelijkte toon iets over ‘touristy’ zeggen. Dat klonk als ‘worden er tegenwoordig ook al kamers aan toeristen verhuurd?’ Ja, het moet niet gekker worden. Dat een gebouw waar ‘Hotel’ op staat, ook nog eens een dienst verleent die het behoort te doen…

Een verblijf in India is een ware aanslag op de zintuigen. En vooral op het gehoor. Overdag die kakofonie van het verkeer, des ’s avonds smaak je het twijfelachtige genoegen deelgenoot te worden van de verering van ‘Hare Krishna’, op een volume waar een band als Motörhead zich niet voor had hoeven schamen. Dan komt daar doorheen het ‘Holy Holy’ feestgedruis, uiteraard ook ondersteunt door een geluidswagen die een speech ontelbaar vaak ten gehore brengt die eindigt met wat klinkt als ‘Holy Holy, bon soir!’. Maar Indiase mensen, vooral de Hindi, zijn vrolijk van aard, dit aardse tranendal bewandelen ze met een onverbeterlijk blij gemoed. Kunnen wij Hollandse klagers nog wat van leren.

Islampur-Shiliguri

Kort en vlak, zij het licht stijgend. Een procentje of twee. ‘Duur’ hotel, wel 800 roepie! Hahaha! Dit was de laatste volle etappe in India. Morgen de grens over, benieuwd wat Nepal brengt.

Op en langs de weg in India

Wat rijdt en loopt er zoal rond langs de wegen in India? Een bonte verzameling verkeersdeelnemers die mijn deelname aan dat verkeer maken tot wat het op mij doet overkomen; een ‘real life videogame’.
Ik heb al bericht over Koningen der Huferterigheid, de buschauffeurs die bij voorkeur de rechtervoet niet van het gaspedaal afhalen, maar hem zo diep mogelijk ingeduwd houden. Daarbovenuit steken de chauffeurs van de, meestal witte, ‘four wheel drives’. Zij zijn werkelijk de Keizers aller Hufters. Vol gas wordt een inhaalactie ingezet en al het tegemoetkomend verkeer zal aan de kant moeten voor deze aanstormende beroepsgroep van verkeersklootzakken van het ergste soort. Het maakt ook niet uit of deze voertuigen getooid zijn met de woorden ‘Ambulance’ of ‘Police’. Dat lijkt een reden des te meer om er nog een schepje bovenop te doen.
Vrachtwagens. De ‘Gentle Giants’ van de weg. Meestal halen ze ruim en netjes in. De chauffeurs lijken te begrijpen wat ‘wij’ transportfietsers moeten doormaken. Bijrijders steken hun duim uit het raam op en lachen me toe of sporen me aan. Soms kwamen ze erg dicht langs, maar bij lange na niet op de manier zoals buschauffeurs dat plegen te doen. De trucks zijn vrolijk beschilderde verschijningen, en de ramen ontkomen ook niet aan die creativiteit. Dat laat meestal maar ruimte ter grote van een postzegel over, om het verkeer door waar te nemen. Een extra handicap, zo lijkt het. Verder zien ze eruit als tot vrachtwagen omgebouwde pantservoertuigen, hoog op de wielen, en een cabine die doet denken aan een geschutskoepel. Zij beheersen vooral het verkeersbeeld.
Overigens is bijna alles wat rijdt en bromt van Indiase makelij. TATA is alom vertegenwoordigd wanneer het gaat om alles wat meer dan twee wielen heeft. Brommers, lichte motorfietsen zijn van een onbestemd merk, maar ongetwijfeld Indiaas. Ze ogen snel en agressief, maar ik vermoed dat de topsnelheid niet hoger ligt dan 80 km/uur. Zware motoren zijn altijd Royal Endfiels, en zijn altijd een streling voor het oog en oor. Het gedrag van de bestuurders van die tweewielers is beschreven. Ik ben eraan gewend geraakt hoe die claxons klinken, en dat ik ze kan negeren.
Gemotoriseerde driewielers. Tuktuks zijn nog steeds een populair personenvervoersmiddel. Afgeladen vol zitten ze. Er is ook een 4-wielige variant, een busje. Dat maakt hetzelfde koffiemolengeluid en is even traag. Met deze chauffeurs heb ik vaak wat te stellen. Met veel moeite halen ze me in, om vervolgens 5 meter verderop bovenop hun rem te gaan staan om er wat volk uit te gooien. Transport driewielers, meestal aangedreven door een zwarte rook uitpuffende dieselmotortje, die maar knetterend en moeizaam opgang komen. Urenlang proef je die zwarte rook in je mond als je het ongeluk hebt tegelijk op te trekken achter zo’n gemotoriseerd muildier. Dan zijn er, hoe milieuvriendelijk, toch ook elektrisch aangedreven Tuktuks. Zien eruit als verkleinde, open melkwagentjes, zoals ze vroeger bij ons in de wijken rondreden. Leeg kunnen ze 25 km/uur, en zijn ze meestal net iets te snel voor mij en de Parcycle. Beladen, lees; overvol, dan moet ik ze inhalen. Ik doe dat meestal op een afsnijdende wijze, zodanig dat de bestuurder van het ‘gas’ af moet zodat ik gelijk aan een voorsprong kan werken.
Fietsers. Veel mensen op gewone, ook weer Indiase makelij, veelal herenfietsen. Deze zijn altijd uitgerust met een dubbele voorvork, waarvan mij de functie ontgaat, buiten dat het wel aardig oogt, moet het vooral een verzwaring van de voorkant zijn. Ook gezien, zes jongens op twee fietsen. Drie volwassenen op de buddyseat van een lichte motorfiets. Hele gezinnen op zo’n ding. Bij voorkeur zonder helm. Jongens op een fiets komen achter me aan en gaan zo hard als ze kunnen voor me rijden. Dat houden ze vaak maar een kilometer of zo vol. “Tyred?”, vraag ik dan weleens. Jonge mannen op de fiets gaan respectvol achter me fietsen, soms kilometers lang. Racefietsers: nul. Wel jongetjes op mountainbikes, maar daar rijden ze niet op om te sporten. Puur vervoer.
Dan zijn er de ‘transportfietsers’. Ook driewielers, met een laadbed tussen de twee grote achterwielen in. Dit zijn de ware slaven van het asfalt. Ongelooflijk wat ze op die gammele karretjes vervoeren. 5 meter lange stukken betonvlechtstaal, zware zakken met landbouwproducten, gasflessen, platen golfstaal van onmogelijke afmetingen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. De kerels, soms jongens, die deze fietsen aandrijven zijn benig en mager, maar moeten oersterk zijn. Zij zijn ook het meest meelijwekkend van alle verkeersdeelnemers. Staand op de pedalen zie je ze uit alle macht die dingen voortbewegen. De achterwielen moeten bijna altijd de lagers missen, en de lange ketting hangt veelal slap en moet er herhaaldelijk omgelegd worden. Dat moet het werken met zo’n fiets extra zwaar en vooral onprettig maken. En het is zo makkelijk op te lossen, lagers in de naven, en een derailleurachtige ‘pulley’ om de ketting strak te houden moet het leven van deze fietsslaven zo veel aangenamer kunnen maken…
Lopend vee en volk. Met ware doodsverachting steekt alles wat op twee benen, of op vier poten loopt, zonder te kijken over, zonder ook maar enig belang te hechten aan het voortzetten van het bestaan op deze aardkloot. En dat gaat ook weleens mis. Vooral honden, waar ze er genoeg van hebben, moeten hun onvoorzichtigheid nog al eens bekopen met een voortijdig einde. Het lijk blijft ook daar liggen waar het aangereden is. Dat geldt ook voor de autowrakken die ik heb gezien. Een vrachtwagen, beladen met bamboe moet er nog net zo bij hebben gestaan als toen het ongeluk net gebeurde. Compleet met de als Mikado over de cabine heen geschoven palen bamboe. De cabine was dermate verwrongen dat het onwaarschijnlijk lijkt dat de chauffeur met de schrik is vrijgekomen. Dat het enkele weken geleden gebeurd moest zijn, viel op te maken aan de laag stof die het voertuig al bedekte.
Bovenstaande opsomming zou uitgelegd kunnen worden als een klaagzang. Enige nuance is wel op zijn plaats. Indiase mensen zijn vaak goed geluimd en erg in je geïnteresseerd. Een goed gevoel voor (mijn slechte) humor kan ik ze ook zeker niet ontzeggen. Ze lachen graag en veel, en zijn erg aanrakerig, op leuke manier. Vooral de Hindi of het Hindoestaanse deel van de bevolking gaat wat meer ontspannen door het leven dan het Islamitische deel. Holy Holy is een vrolijk feest dat qua uiting wel wat weg heeft van ons carnaval. Mensen dragen pruiken en vreemde hoedjes en bekogelen en besmeren elkaar met gekleurd poeder. Er wordt gedanst op liedjes met dampende discobeats die uiteraard in het Hindi gezongen worden. Erg aanstekelijk!
Het Indiase eten, sowieso al het Aziatische voedsel, mag zich in mijn lichaam niet op lang verblijf verheugen. Vaak moet ik er midden in de nacht al uit om gehoor te geven aan de roep der natuur. Wel jammer, want als fietser zou het wel prettig zijn als de energieafgifte van het genuttigde over een wat langer tijdsbestek uitgesmeerd kon worden. En de boel ophouden is geen optie. Borrelend staat het te trappelen voor de uitgang. Afijn, u begrijpt wel wat ik bedoel. Dat ophouden toch wel eens goede zaak kan zijn, heb ik eens bemerkt tijdens één van mijn fietsvakanties door Zuid-Frankrijk. Tijdens een rit kampte ik met twee fysieke problemen. Eén was dat ik enorm nodig moest, en de ander was dat ik een enorme honger had. Noem het de hongerklop. Ik gaf niet toe aan de eerste aandoening, en besloot door te harken. Wonderwel leek mijn darmstelsel het afval dat voor de deur stond aan een tweede inspectie te onderwerpen, het hongergevoel nam af alsook de aandrang om het toilet met een bezoek te vereren, en wel in evenredige mate. Gevolg was wel dat mijn stoelgang pas drie dagen later, en erg schoorvoetend, weer op gang kwam. Met grote moeite kreeg ik er drie konijnenkeutels uitgeperst.
Het Aziatische menu staat echter geen ‘recycling’ toe. Met gezwinde spoed rent het naar de uitgang geen acht slaand op tijdstip of gelegenheid. Het zullen de kruiden en pepers zijn. Zout is een ander verhaal. Ook daar kun je als veel zwetende fietser nog al eens behoefte aan hebben. De zoutvaatjes die altijd braaf geposteerd op tafel staan, lijken de belofte van het toevoegen van zout aan de maaltijd waar te kunnen maken. Tot nu toe is dat een loze belofte gebleken. Het strooien met zo’n potje heeft meer weg van een religieus getinte zegening dan dat de dis op smaak gebracht kan worden.

Tot zover India. Vandaag in Nepal geraakt, zonder grensproblemen. Dat stemt wantrouwig…

Foto’s

11 Reacties

  1. Jakob Cijsouw:
    15 maart 2017
    Dat was weer een mooi verhaal Paul. Boeken lees ik nooit maar jouw verhalen lees ik in één keer uit. Succes in Nepal.
  2. Alexander Faber:
    15 maart 2017
    Mooi verslag Paul! Heel bijzonder allemaal, alleen had ik zelf al besloten om India alleen via National Geographic te verkennen. Geniet van Nepal, benieuwd naar dat verslag!
  3. Huub Munstege:
    15 maart 2017
    Leuk om te lezen Paul. Je hebt gelukkig het India-verkeer overleefd zonder kleerscheuren. Nu komen de 'hors' - 'hors' - 'hors' categorie eraan. Ik ben ervan overtuigd dat je die ook gaat bedwingen. Succes!
  4. Auteur:
    15 maart 2017
    Haha, dank mannen! Het verkeersbeeld in Nepal is tot nu toe niet veel anders dan dat van India, jammer genoeg. Het blijft opletten geblazen. Droge dag vandaag. Kon blijven drinken..
  5. Cees:
    15 maart 2017
    Eh, om je niet aflatende zoektocht naar bier te bevredigen, in Nepal is Everest het meest verkocht (algemeen Europees-achtig bier), ook Nepal Ice (minder vaak te vinden, iets minder prik dan in Everest, maar verder vrijwel hetzelfde) en Ghorka (iets sterkere hop-smaak, maar vrij moeilijk te vinden). Verder is overal Tuborg, Carlsberg, San Miguel en soms Lowenbrau te koop. Ik meen er goed aan te doen je hier op te wijzen...
  6. Auteur:
    16 maart 2017
    Top tip, Cees. Ga onmiddellijk op onderzoek uit...
  7. André en Toos:
    17 maart 2017
    Hallo Paul, We spraken je in het vliegtuig naar Bangkok, we hebben met veel belangstelling je verhalen over India gelezen, versterkt ons in onze keuze voor Thailand, heel wat gemakkelijker om te fietsen. Maar fijn dat alles gelukt is met de fiets en dat je India al bedwongen hebt. We wensen je veel succes in Nepal.
  8. Auteur:
    17 maart 2017
    Haha dank! Gaat goed komen!
  9. Marco Toorenent:
    21 maart 2017
    Hallo Paul, wat een indrukken tot nu toe! Ben erg benieuwd naar je belevenissen in Nepal en zo te lezen "ohne bier gibt's kein plezier" zo'n spreuk hangt ergens in het huis van mijn ouders met een afbeelding van een bierdrinkende wielrenner op zijn fiets.
    Viel spass und bis bald!!
  10. Auteur:
    22 maart 2017
    Is dat soms een foto van mij...
  11. Andre Berk:
    4 april 2017
    Weer erg leuk en boeiend om te lezen, elke keer weer een avontuur voor jou Paul.